Note: This blogpost appeared on September 10th, 2008 for the first time on http://www.michielnagtegaal.nl and was re-blogged here recently. At the time I wrote in my native language Dutch. My apologies to any international readers for the inconvenience.
We zijn de Hollandse Albert Heijn wel gaan waarderen na ons 23 dagen-durende luxe backpack avontuur in Thailand. Niet dat we druppelende heimwee hebben gehad naar mistig poldergras met herkauwende koeien maar naar mate mijn bruin-rode porieen meer en meer curry en ‘sticky rice’ dampen produceerden, flisten er wel regelmatiger heldere visioenen van bruin AH Mediteranee brood met BlueBand boter onder Hollandse gatenkaas aan mijn hongerige geestesoog voorbij.
Geen georganiseerde vakantie, wel zo prettig
Het was een bijzondere vakantie. Vakantieplanning is voor controlfreaks, dus wij wilden liever op de bonnefooi. Wat is de herkomst van dat jeukende woord ‘bonnefooi’ trouwens?
Net als twee jaar geleden bij een ongeorganiseerde rondreis door Maleisie stelden we ons ook dit keer met een ‘open mind’ op maar het werd toch anders dan verwacht. Die ‘open mind’ is bij dit soort ongeplande zaken natuurlijk wel nodig. Zeker als de planning van een Thailand vakantie niet veel verder gaat dan drie dagen Bangkok in het River Side Menam Hotel middels een startpakket van Fox vakanties. Daarmee weet je één ding zeker; je vliegt terug op een vooraf bepaalde datum vanaf een vooraf bepaalde plek. The rest is up-to-you. Wij vinden het in ieder geval ideaal, want je kunt langer op een zonzeeig Bounty eiland blijven als je dat wilt, en sneller weg als de vibes van een plek niet bevallen.
In ons geval was een terugvlucht met Eva Air vanaf het internationale vliegveld van Bangkok op 7 augustus het enige dat zeker was. Dat Thaise vliegende bussen complex is erg nieuw, bijzonder groot en gebouwd onder mooie architectuur maar toch niet helemaal ideaal om drie weken te blijven vliegtuigspotten. Vandaar dan maar het vijf sterren Ramada Plaza River Side Menam Hotel. Fijn gesitueerd aan de Thaise versie van de Maas; de Chao Praya rivier.
Tuk-tuk ritten en ‘tailor shops’
Natuurlijk hebben we in Bangkok in een snorrende Tuk-tuk gezeten. Je weet wel, zo’n kleurrijke driewieler-scooter inclusief dak, die zich in het chaotische verkeer van de 11,7 miljoen inwoners tellende hoofdstad van Thailand, vooral niet gehinderd door enige verkeersregel en met veel getoeter + doodsverachting tussen alle gekleurde taxi’s, scooters, vrachtauto’s en normale auto’s begeeft. De prijs voor zo’n doldwaze Tuk-tuk-rit staat nooit vast, stevig onderhandelen is een must en wij zijn door bijzondere ervaringen erachter gekomen dat als de prijs bijzonder laag lijkt, je er vervolgens zeker van kunt zijn dat je bij een ‘tourist trap’ wordt afgezet. Zo’n toeristenval is in Bangkok of een zgn.’tailor shop’ waar je voor relatief weinig geld maatkleding kunt laten maken of een juwelierszaak of één of ander suf handicraft fabriekje. De Tuk-tuk-chauffeur vraagt regelmatig tijdens de rit of je hem uit de brand wilt helpen door één minuut in zo’n shop te verblijven. In ruil daarvoor krijgt hij namelijk van de shopeigenaar een ‘gasoline ticket‘ waarmee hij de brandstof voor z’n scooter-taxi-vehikel betaalt. De eerste keer wil je hem best helpen. Echter door de horden, bij binnenkomst plotseling tot leven gewekte verkopers die meteen op je nek springen en doen of ze je beste vriend zijn, wordt het verblijf altijd ‘iets’ langer dan de beloofde één minuut. Maar hé, wat zijn die tien minuten nou op een vakantie van drie weken? Die positieve instelling verdwijnt echter snel als je drie keer op een dag bij zo’n tent wordt afgezet, zelfs als je van te voren aangeeft dat je daar geen behoefte aan hebt. Geef je het aan voor je in de driewieler stapt, verdubbelt de prijs en start het onderhandelen opnieuw.
Sowieso vonden wij Boedhistisch Thailand veel toeristischer en commercieler dan Islamitische zuiderbuur Maleisie, waar we twee jaar geleden met een huurauto van Avis doorheen zijn gesjeesd.
Natuurlijk zijn de gouden tempels en oranje monnikken best interessant. Maar na drie tempels en twintig monnikken heb ik het wel weer gezien. Volgens een taxi-chauffeur die tot mijn verbazing (en bij hoge uitzondering) nog redelijk Engels sprak, is 95% van de bevolking in Thailand Boedhistisch. Mooi hoor maar wij merkten daar bar weinig van. Behalve dat de gemiddelde Thai (zeker in Bangkok) meer bezig is met de verlichting van jouw portemonee, dan met zijn eigen spirtuele ontwikkeling. Begrijp me niet verkeerd, ik snap ook best dat iedereen probeert zo comfortabel mogelijk te leven en als een rijke toerist in jouw ogen gemakkelijk wat geld kan missen, dan probeer je van alles om dat geld jouw kant op te laten rollen. Maar, en misschien komt het door mijn zojuist bereikte wijze leeftijd van 34, dat toeristische komt op een gegeven moment wel behoorlijk m’n neus uit.
Shopping in Bangkok
Shoppen kun je in Bangkok tot je er bij neervalt. Ik heb nog nooit, en zelfs niet in Amerika of Canada, zulke grote winkelcentra bij elkaar gezien! Prettig: elk winkelcentrum heeft een duidelijke doelgroep. Er zijn er veel zoals het Siam Paragon Shopping Centre, die grote winkels van alle grote high-end fashion merken als Prada en Gucci in huis hebben.
Zelfs een Lamborghini koop je er in het winkelcentrum. En alle belangrijke winkelcentra zijn, handig, met elkaar verbonden via een zogenaamde Skywalk, een breed betonnen voetpad op pilaren boven de weg zodat je geen last hebt van het verkeer dat beneden vaststaat in de 24 uurs file. Janette werd in deze winkelcentra helemaal enthousiast omdat de prijzen voor designerkleding dratisch lager liggen dan in Nederland.
In deze ‘malls’ met glimmende vloeren, veel chroom en hagelwitte portiers bij de ingang, zie je ook veel toeristen en de wat rijkere bovenlaag van de Thaise bevolking. En voor afwisseling in spijzen zijn er ook allerlei grote Amerikaanse foodketens zoals Sizzler, McDonalds en Burger King te vinden.
Ko(h) Samui
Na het overvolle, chaotische en stinkende Bangkok vol uitlaatgassen hebben we de rust van een ruisende branding opgezocht in het zuiden, namelijk op het eilandje Koh Samui. Het is een klein duikerseilandje met eigenlijk maar één belangrijke slecht onderhouden tweebaans-rondweg waar aan alle barretjes en restaurants te vinden zijn. Het bleek nog wat toeristischer dan wij dachten maar de winkels, barretjes en restaurants geven ‘s avonds wel het nodige vertier. Wij zaten er in het Amari Palm Reef Resort/ Hotel. Super kamers, prima zwembad, goed strand en lekker ontbijt. Al met al dus niks mis mee en we hebben er dan ook een paar zeer relaxte dagen doorgebracht.
Er zijn er een aantal mogelijkheden om er te komen: met het vliegtuig landen op het vliegveld van Samui of over land rijden naar de ferry pier in Surat Thani of met een directe binnenlandse vlucht vliegen op Surat Thani en daar de ferry naar Koh Samui pakken. Wij kozen voor een vlucht op het kleine ‘internationale’ vliegveld Surat Thani. Dat bleek achteraf de ‘wat langer durende’ optie. Op de kaart lijkt het vliegveld Surat Thani namelijk dicht bij de pier te liggen, in werkelijkheid is dat toch ‘een eindje’ rijden.
Na landing op het vliegveld zijn we in een koele minivan naar een benzinestation annex busstation gebracht. Daar hebben we drie kwartier onderuitgezakt moeten wachten totdat een grotere lijnbus in een kleine twee uur ons al hobbelend richting de ferry pier bracht. Het maakte de reis in ieder geval goedkoper en zeker veel interessanter maar als je gaat voor snel en comfortabel, dan is een directe vlucht op het vliegveld van Samui als betere optie aan te raden.
Chiang Mai
Vanaf zuidelijk eiland Koh Samui zijn we, met een korte tussenstop op Bangkok doorgevlogen naar het 700km noordelijker gelegen Chiang Mai. Met ruim 700.000 inwoners is het de tweede grote stad van Thailand, ligt het wat hoger boven de zeespiegel en is het er een stuk koeler. Iets wat wij, na warm en vochtig Bangkok en zonnebrand slurpend Koh Samui helemaal niet erg vonden! Hoewel we, net als in Bangkok, zes rijen dik chaotisch, toeterend, uitlaatgassen producerend verkeer verwachtten, bleek dat hier redelijk mee te vallen. Bovendien waren de mensen die wij hebben gesproken vriendelijker, rustiger en duidelijk minder op ons geld uit.
Hier hebben we een aantal ultieme dagen doorgebracht in design hotel DusitD2. Wat een waanzinnig mooi hotel is dat! Misschien komt het omdat Janette interieurstyling-queen is en ik mezelf als designer toch ook nog enig gevoel voor vorm en kleur kan toerekenen maar Dusit D2 was helemaal ons hotel. Fantastisch, perfect op elkaar afgestemd interieur maar vooral ook goed, Engels-sprekend personeel, een uitstekende culinaire kaart en een prima service. Het zwembad zou voor een detail-fetishist het enige minpunt kunnen zijn. De bak met water is wat klein en heeft een kale muur rondom. In Viva magazinecover stijl hier onze vijf D2 pluspunten: 1) Honderd meter vanaf de overbekende Chiang Mai Night Market and Bazaar, 2) DVD speler op de kamer (koop voor ong. €2,- een DVD-tje en je hebt een gezellige chill-out avond op je hotelkamer), 3) Elke dag ligt er in de transparante oranje kubus op je kamer een bijzonder cadeautje, 4) Uitstekend verzorgd ontbijt, menukaart en keuken en 5) een bijzondere design douchecabine, helemaal uit glas opgetrokken met een prima douchekop.
Verder hebben we in Chiang Mai, wat hoger in de bergen het tempelcomplex Wat Doi Suthep bezocht. Een prima aanrader. Het is behoorlijk groot met mooie gebouwen en uiteraard tempels, tempels en… tempels. Toen wij er rondliepen was het super rustig en hebben we bijna geen toeristen gespot. Chiang Mai ligt in een vallei met rondom groen beboste bergen met maar liefst 12 watervallen waarvan wij de grootste, de Mae Sa Noi waterfalls ook hebben bezocht. Begrijp me niet verkeerd, watervallen zijn echt bijzonder om te zien (ik vraag me altijd af wie de kraan gaat dichtdraaien, :)) maar als je de Niagara Waterfalls in Canada hebt gezien, is elke andere waterval een sprinklertje. Grappig om te zien maar ik zou er geen lekkere Starbucks ‘doubleshot’ espresso voor laten staan.
Chiang Mai Zoo
Ook de Chiang Mai Zoo mocht zich verheugen in ons koninklijk bezoek. De dierentuin is jammer genoeg niet te vergelijken met dierentuinen als Artis of Blijdorp in Nederland. De hokken in de zoo zijn klein, de bewegwijzering slecht en wij kregen allebei niet echt het gevoel dat er bijzonder goed voor de dieren wordt gezorgd. In de zoo zijn twee pandaberen de belangrijkste attractie, elk in een eigen hok. Bijzonder om deze beesten van zo dichtbij te zien want zelfs in Europa schijnen ze niet veel in dierentuinen voor te komen. Chiang Mai Zoo organiseert ook een ‘night safari’, die wij hebben laten schieten maar die misschien wel de moeite van het uitzoeken waard is.
Patara Elephant Farm: trek een dag op met jouw eigen olifant
Eén van de absolute hoogtepunten van onze vakantie in Thailand is de dag die we hebben doorgebracht op de Patara Elephant Farm vlakbij Chiang Mai. In het Dusit hotel hebben we de eerste dag meteen een aantal brochures en flyers van excursies in de omgeving meegepakt. En in eerste instantie wilden we één van de vele andere olifantenritten boeken, totdat ons oog viel op de flyer van de Patara Elephant Farm.
Deze vonden wij veel interessanter omdat je een hele dag met ‘jouw’ persoonlijke olifant optrekt. Daarbij maak je kennis, geeft hem zelf eten, maakt ‘m zelf schoon en maakt meerdere ritten op z’n nek (zonder stoeltje of iets!). Veel directer contact met de olifanten dus. Veel andere organisaties die olifantenritten in Thailand aanbieden, hebben een ritje van hooguit een uur in een soort van stoel op de rug van de olifant. Dit is compleet anders. Voor mij was het ook belangrijk om te lezen dat de farm er in eerste instantie is om de olifanten een goed leven te geven en te zorgen voor voldoende nageslacht en zo te voorkomen dat het aantal olifanten verminderd. Toeristen en het commerciele gedeelte van de farm komen bij de Patara Elephant Farm duidelijk op de tweede plaats.
Dat werd nog eens duidelijk toen Janette de avond voor de excursie flink last kreeg van maagpijn en diarree. Uiteindelijk heb ik daarom beneden in de lobby van het hotel, toen Pat (de eigenaar van de farm) ons op kwam halen, de excursie twee dagen moeten verplaatsen. Pat ging niet direct weer weg, vond het oprecht heel vervelend voor Janette en we hebben nog even zitten praten over de farm. Hij sprak prima Engels en maakte daarbij nog eens duidelijk dat hij en zijn vrouw het niet in eerste instantie deden voor het geld, maar voor de olifanten. Eindelijk had ik een echte Boedhist ontmoet! Twee dagen later zijn we alsnog gegaan en het was heel erg bijzonder! Het is heel speciaal om een olifant aan te raken, haar naam te kennen, haar eten te geven, te controleren of ze gezond is, haar te wassen in een riviertje en vervolgens op de nek te mogen klimmen en zelfs door middel van speciale commando’s haar te kunnen sturen tijdens een spannende jungletocht. Midden in de jungle zijn we met de tien olifanten gestopt bij een waterval, waar we een provisorische Thaise picknick hebben gehad. Echt een absolute aanrader voor iedereen die ooit eens in de buurt van Chiang Mai komt.
Nachttreinrit terug naar Bangkok
Na het noordelijke Chiang Mai en omgeving wilden we graag weer aantal dagen op een zonzeeig strand doorbrengen. Thailand kent echter zoveel eilandjes dat de keus nog best lastig werd. Ik vond het belangrijk om niet al te toeristisch zand tussen mijn goddelijke tenen te voelen en gek genoeg kwamen we, door intensief research in een ‘crappy‘ internetcafé, uit op het tweede grootste eiland van Thailand; Koh Chang. Super bekend / berucht eiland Phuket is nog net iets groter. Size doesn’t matter, :)
Nu kregen we van vrienden de Gouden Tip om niet alleen gebruik te maken van comfortabele binnenlandse vluchten maar vooral ook de nachttrein tussen Chiang Mai en Bangkok te proberen. Het zou een belevenis zijn. Dat is het ook geworden maar het kan ook hebben gelegen aan onze werkelijk superstrakke planning. Want met de borstelige olifantenharen nog tussen onze benen werden we laat in de middag met piepende minivan-bandjes weer bij het luxe Dusit D2 Hotel in Chiang Mai afgezet. Ongeveer een half uur later zou de, minder-luxe, nachttrein naar Bangkok vertrekken. Nu blijkt deze de bijzondere reputatie te hebben verworven onverwacht op tijd te rijden. Gelukkig waren we ‘s ochtends al uitgecheckt en stonden onze zware backpacks al in de ‘luggageroom‘ van het hotel klaar om te worden meegenomen. Een warme douche nemen en schone kleren aantrekken zou echter veel teveel tijd kosten. De schoonvader van de eigenaar van het olifanten resort stond nog met draaiende motor te wachten voor het hotel om ons (gratis!) door het spitsuur van te crossen richting het treinstation van Chiang Mai. Precies op tijd en met de slechts €15,- kostende trein tickets in de hand, zijn we in de trein gesprongen. Voor een bijzondere, 12 uur durende nachtelijke treinrit naar Bangkok.
Ik heb altijd al iets met buitenlandse treinen gehad en een eerdere ervaring met een snelle slaaptrein richting zonnig Zuid-Frankrijk is me toen ook prima bevallen. Je hebt eigenlijk relatief weinig mogelijkheden om te bewegen maar doordat de trein met een overduidelijk ritme en cadans ‘op reis is’, en er tussen de diverse soorten reizigers altijd wel een paar spraakzaam zijn, heeft het iets romantisch. Dus met een lekker koud biertje in je hand, al schommelend en schuddend, kijkend naar een mooie zonsondergang in Chiang Mai stad vond ik helemaal geweldig.
Jammer is wel dat wij twee (smallere) bovenslaapplaatsen hadden, deze al rond half negen ‘s avonds naar beneden werden geklapt én opgemaakt, het TL-licht de hele nacht aanblijft én we bij een loeiende airconditioning én de deur naar het populaire treinbalkon lagen. Bovendien kon ik, al schuddend in mijn, uiteraard te korte, bovenbed, een behoorlijk accurate inschatting maken van het achterstallige onderhoud van de Thaise treinrails. Maar misschien was het de indrukwekkende dag met ‘mijn’ olifant, de 650 ml fles Chang bier, de Thaise maaltijd in de trein of het boek wat ik liggend probeerde te lezen, uiteindelijk ben zelfs ik voor een half uurtje in slaap gevallen.
‘s Ochtends wordt je vriendelijk ‘gewekt’ door het treinpersoneel en al even snel als ze de bedden hebben opengeklapt en opgemaakt, klappen zij ze om 06.00u weer dicht. Tijdens de vroege ochtenduren hebben Janette en ik nog even overlegd wat de makkelijkste route naar Koh Chang zou zijn. Een taxi naar het vliegveld van Bangkok, en vervolgens een binnenlandse ticket aan de balie van Bangkok Airways of prijsvechter Air Asia zou ideaal zijn. Plotseling leken we iets van een vliegveld (er zijn er meedere in Bangkok) te passeren en niet lang daarna besloten we niet te wachten tot het eindstation maar eerder uit de trein te stappen. Dus toen we even stilstonden bij een klein stationetje zijn wij, onder protest van treinpersoneel, er met de backpacks uitgesprongen. Meteen zagen we al een taxi staan en zijn we naar het vliegveld gereden. Later zou blijken dat die taxirit een van de weinige rustmomenten in de reis naar Ko Chang was.
Binnenlandse vlucht naar Trat
Voor ons was het grote vliegveld van Bangkok inmiddels bekend terrein en we wisten daarom meteen achter in de rij plaats te nemen, bij de balie van Air Asia. Omdat het duidelijk nog wel even kon duren voor wij geholpen zouden worden, ben ik naar de balie gewandeld van concurrent Bangkok Airways om te vragen of er nog plek voor twee personen was op een vlucht naar Trat. Trat heeft namelijk een klein vliegveldje vlakbij de ferry naar Ko Chang. De onberispelijke baliemedewerkster tikte wat in en meteen was er haast. Twee minuten later zou de check-in sluiten voor onze vlucht! Meteen heb ik Janette geseind en die kwam direct met het karretje en onze paspoorten aangerend. Uiteindelijk hebben we netjes onze vlucht gehaald en binnen drie kwartier stonden we alweer buiten op de landingsbaan van Trat. Er bleken namelijk maar twee vluchten per dag te gaan met Bangkok Airways naar Trat.
Maar toen was er nog géén hotelovernachting geboekt. Gelukkig was Janette zo slim geweest om de reisgidsen van verschillende Nederlandse reisorganisaties continue mee te zeulen zodat we altijd onderweg goede hotels zouden kunnen benaderen. In de piepkleine ‘aankomsthal’ van Trat (niet meer dan een dak op palen) was er bovendien een mooie balie ingericht met een groot bord ‘Hotel reservations’. Duidelijk iets waar wij nuttig gebruik van zouden kunnen maken dus namen wij plaats op de stoeltjes en gaven onze voorkeuren aan door middel van de Nederlandse reisgids. Die beperkte selectie bleek nog best aan de Thaise prijs. Bij de logische vervolgvraag of er iets goedkopers was, kwam het Barali Beach Resort naar boven. Rustig gelegen, direct aan het kilometer lange strand, met eigen bungalows en een prima zwembad. Dus dat werd ‘m en meteen voor zes nachten. De aardige jongen achter de balie kon ook meteen het vervoer naar de ferry, de ferry overtocht en de transfer op Koh Chang naar het Barali Resort regelen, met korting. Wel zo prettig na een waanzinnig snelle aaneenschakeling van harige olifantennekken, 12 uur durende nachttreinritten en een naadloze aansluiting op een binnenlandse vlucht.
De rit naar de ferry, de korte overtocht met de ferry naar Koh Chang en het ritje naar het resort verliepen uitermate soepel en prettig. Dus na een duik in het zwembad en een redelijke (westerse) maaltijd op het witte zand van het strand zijn we in een diepe slaap gevallen.
Koh Chang was erg ok. De foto bovenaan deze post is gemaakt vanaf het, meestal verlaten, zwembad, kijkend richting de zee. Tijdens het maken van de foto is het duidelijk eb waardoor je nog meer van het strand ziet. Zou je, ten tijde van het maken van de foto, de zee inlopen dan kun je dat zeker nog vijftig meter doen zonder dat het zeewater je navel kietelt. En als bonus is de eerste meter van het water gewoon écht superwarm van temperatuur. Al met al hebben we hier een aantal erg relaxte dagen meegemaakt. Beetje gelezen, gekayakt naar de dichtstbijzijnde eilanden, gezwommen en een beetje in de zon gehangen.
Spa op het Barali Resort
Bijzonder onderdeel van het relatief kleine resort was vooral de spa. Supermooie inrichting, goede kwaliteit behandelingen (wij hebben er ieder twee gedaan), lekkere ‘Bael Fruit’-thee achteraf en de Thaise mini-vrouwtjes spraken prima Engels.
Ik vind het altijd super om tegen een relatief goedkope prijs, onder het genot van een zacht muziekje en gedimt licht, een uur of wat te kunnen genieten van een professionele massage. Vooral de originele Thaise drukpunten massage was bijzonder; soms best pijnlijk maar na afloop altijd waanzinnig ontspannend.
Het Barali Resort bleek een minder goed ontbijt te hebben, helaas. Ook het aanbod op de menukaart was niet om naar huis te schrijven dus wij zijn voor het avondeten vaak uitgeweken naar White Sand Beach (Haad Sai Kao), een kleine 5 kilometer verderop op het eiland. Verder was het duidelijk laagseizoen want soms was er geen personeel te bekennen bij het zwembad om je een Coca-cola shot te geven. Toch zou ik Barali best kunnen aanraden als iemand op zoek is naar een resort met alle normale faciliteiten maar toch enigszins rustig buiten de commerciele drukte van White Sand Beach.
Weer terug in Bangkok
De eerste dagen van onze vakantie, hebben we niet het Royal Grand Palace in Bangkok of het aangrenzende tempelcomplex Wat Po bezocht. Andere zaken waren toen belangrijker maar op de laatste Thaise ochtend hebben we ook deze ‘verplichte’ attractie van ons lijstje kunnen vinken. Ondanks dat je het paleiscomplex struikelt over de toeristen (uiteraard) is het toch prima te doen, en zijn de gebouwen en het grootste liggende Boedha-beeld écht de moeite waard. Ik twijfel nog wat nu beter is: zo’n mooi complex aan het begin van je vakantie plannen of juist aan het eind, :)
Na het Royal Grand Palace en Wat Po (of Wat Pho) zijn we in de diverse winkelcentra de artikelen gaan kopen die we in de eerste paar dagen tijdens het shoppen al hadden gespot. Om niet de hele vakantie met alle gekochte spullen te hoeven zeulen, met het risico ze te beschadigen, was het verstandiger ze aan het eind van onze drie weken te kopen. De laatste avond brachten we dus al slenterend met allerlei tassen in de winkels door. Een belangrijk voordeel was wel dat onze vlucht pas om 02.55u zondagochtend vroeg zou vertrekken, terwijl de winkelcentra pas rond 22.00u de toegangsdeuren op slot draaien.